Met een groep kinderen kijken we naar een vel papier met een doolhof. Hoe kom je van de ingang A naar de uitgang B? De kinderen zoeken in snel tempo de weg. Het is best ingewikkeld. Maar uiteindelijk komt het verlossende antwoord: gelukt! Het is goed opgelost.
Er is echter nog een andere oplossing: we bouwen een brug van A over de doolhof naar B. ‘Ja, maar dat mag niet’, is de eerste reactie van de kinderen. ‘Waarom niet? En weet je wat, we maken de brug van bananenschillen!’. De kinderen moeten nu wel erg lachen om dit vreemde antwoord.

Wat maakt het antwoord vreemd? Dit heeft te maken met drie vormen van denken. Het analytisch denken, creatief denken en praktisch denken (bron: Sternberg). Vanuit school leer je veel analytisch denken. Dit is handig voor bijvoorbeeld rekenen of begrijpend lezen. Het zorgt er ook voor, dat je door de doolhof heen kunt lopen van A naar B.

De brug bouwen over de doolhof is natuurlijk een creatieve oplossing: zo kom je ook van A naar B. De kinderen ervaren dit inmiddels zelfs als een oplossingsrichting die ‘niet mag’. Creativiteit komt vaker in aanraking met een gevoel van ‘mag niet, kan niet, hoort niet’. Het is een denkkracht geworden, die regelmatig niet meer passend is. Het belang van efficiëntie en uniformiteit in het toetsen is dusdanig groot, dat antwoorden en uitkomsten van te voren al zijn bedacht.

Maar is het nu handig de brug te bouwen van bananenschillen? Nee, dit is geen praktische oplossing. Het praktisch denken is nodig om de creatieve oplossing van de brug over de doolhof ook realiseerbaar te krijgen. Maar met praktisch denken zou de brug best een goed idee kunnen zijn, toch?

Kortom: Nederland heeft er een nieuw gezegde bij ‘Eerst drie keer denken, dan doen’.