We zitten met 5 kinderen om de (plusklas) tafel en we lezen het woord ‘onwrikbaar’. Hierop wordt de vraag gesteld: ‘Wat betekent ON?’ Eén van de kinderen zegt: ‘ON betekent NIET’. Een tweede kind zegt: ‘Ja, maar ON betekent ook AAN, namelijk in het Engels’. Na een korte stilte zegt een derde kind: ‘En dan betekent STON eigenlijk STAAN’.

Het is boeiend hoe één vraag tot deze uiteenlopende reacties leidt. Primair is het goede antwoord: ‘ON’ betekent ‘niet’, mits je de betekenis van het Nederlandse woord met het deel ‘on‘ in het Nederlands wilt verklaren. Het tweede antwoord gaat een stap verder in het denken. De vraag is namelijk dusdanig beperkt gesteld, dat een ander antwoord ook goed kan zijn. Het is natuurlijk afhankelijk in welke taal je de betekenis van ‘ON’ wilt weten.  Als ‘ON’ een Engels woord is, dan betekent dit in het Nederlands ‘aan’. Maar wat gebeurt er nu bij het derde antwoord?

Het derde antwoord is een synthese. Oftwel: een samenvoeging van ongelijksoortige zaken, zodat er iets nieuws ontstaat. Een Nederlands woord en een Engels woord worden samengevoegd. Er ontstaat iets nieuws. Dit is één van de eigenschappen bij visueel-ruimtelijk denken en leren. Het doet mij ook denken aan een rebus: beelden en letters samenvoegen om tot woorden te komen.

Het nieuwe woord ‘STON’ heeft alleen maar kunnen ontstaan door de samenwerking van de kinderen en het respecteren van de verschillende antwoorden. De antwoorden tesamen zorgden voor een creatief proces tussen de kinderen. Er ontstond een nieuwe taal. Raad maar eens, wat hier staat: ston, banon, bon, gon, lon, kron, Don, mon, won, vondel.