Tijdens de workshop ‘geschikt lesmateriaal voor (hoog)begaafde sensitieve leerlingen’ kregen we een vraag van een leerkracht. De leerkracht gaf aan dat haar leerling in de klas hoogbegaafd is, maar bepaalde opdrachten in het verrijkingswerk niet kan maken. Het lijkt toch te moeilijk voor hem. Het ging om cijferreeksen. De leerkracht vroeg zich af: is het werk inderdaad te moeilijk voor hem en wat kan ik nu het beste doen?

Dit is een vraag waar twijfel is ontstaan: heb ik de lat te hoog gelegd? Om dit te toetsen kun je onderstaande informatie een keer bij jezelf nalopen.

Oncomfortabele zone
Allereerst is het van belang vooraf te beseffen dat verrijkingswerk wrijving gaat opleveren. En dit is de leerling niet gewend, maar in zekere zin ben je zelf als leerkracht dit ook niet gewend. Zeker niet bij deze leerling: want daar liep het altijd ‘vanzelf’ en nu kan hij of zij ineens iets niet. In zekere zin zitten jullie dus samen in een ‘oncomfortabele zone’. Maak dit helder aan de leerling en aan jezelf.

Teken dit op een blad: een cirkel met de comfortabele zone (wat zit daar allemaal in: wat je al kent) en de directe ruimte om de cirkel heen (wat zit daar allemaal in: wat je nog niet kent). Je kunt ook aangeven dat alles buiten de cirkel dus niet direct hoeft te lukken. Sterker nog: dat het niet direct zal lukken. Dit gaat tijd en dus geduld kosten. Geef niet te snel op.

Valkuil
Er zijn meerdere valkuilen te noemen, maar wees alert op de valkuil om te snel het verrijkingswerk weg te nemen en het niveau te verlagen. De kans is groot dat daar (voor het leven) de overtuiging diep geworteld raakt dat je moet opgeven bij moeilijk werk en opgeven een goed middel is om zo snel mogelijk van je angstgevoelens ‘misschien te falen’ af te komen. Ik sluit me dus wel aan bij de uitspraak van Michelangelo:

“Het grootste gevaar is niet dat we onze doelen te hoog stellen en niet behalen, maar dat we ze te laag stellen en wel behalen.”

Stel de juiste vraag
De eerste toetssteen ben jij zelf als leerkracht. En start de toetsing niet in de ratio (het denken), maar toets jouw intuïtie. Dit betekent, dat je niet in eerste instantie aan de slag gaat met gedachten waarom het werk misschien toch te moeilijk is. Je gedachten gaan namelijk argumenten zoeken waarom het werk te moeilijk kan zijn. Meestal is dit ook nog gevoed door reacties van de leerling zelf. Dit is de makkelijkste weg en kost de minste energie om zo snel mogelijk uit de oncomfortabele zone te komen.

Als je puur op je intuïtie af gaat, welk antwoord geef je dan op de volgende vraag:

zou hij of zij het kunnen leren?

Geef direct één antwoord: ja of nee. Meer niet.

Brein als navigatiesysteem
Want in zekere zin misleiden we onszelf. We stellen onszelf de verkeerde vraag! Wat gebeurt er als je vraagt: is het werk (te) moeilijk? Je brein gaat dan informatie en een antwoord zoeken op deze vraag. En ja, het antwoord wordt: het werk is (te) moeilijk.
Het verrijkingswerk is namelijk voor het eerst niet direct op te lossen. Maar dit is niet de juiste vraag. Besef dat je brein werkt als een navigatie systeem: jij voert de bestemming in….door de vraag die je stelt!

Stel een andere bestemming in voor je brein. Dit doe je door de juiste vraag te stellen. Stel dus de vraag: kan de leerling dit leren? En dan merk je direct dat je brein andere wegen gaat bewandelen, andere informatie naloopt en waarschijnlijk een ander antwoord produceert.

Groeimindset
Maar dan zijn we er nog niet. Bij twijfel speelt namelijk nog iets. De persoonlijke overtuigingen. Van de leerling en de leerkracht. Geloof jij in de bovengemiddelde capaciteiten van de leerling? Geloof jij dat er potentie aanwezig is, ook als dit nog niet ergens uit blijkt? Geloof jij dat je intelligentie kan laten groeien? En gelooft de leerling dit? Of wil de leerling zijn of haar ‘slimheid’ beschermen en niet door de mand vallen dat hij of zij iets nog niet kan?

Met een vaste mindset heb je het gevoel dat je kwaliteiten en wat je wel of niet kan onveranderlijk zijn. Er is een verlangen om goed over te komen en slim te zijn.

Maar met een groeimindset ga je er vanuit dat je altijd beter kunt worden en weet je dat je kwaliteiten en je kunnen te veranderen zijn. Er is een verlangen om te ontwikkelen en te leren.

Je hoeft dus niet de overtuiging te hebben of je het verrijkingswerk kan maken. Het is genoeg als je de overtuiging hebt dat je iets kunt gaan leren. We gaan op onderzoek uit wat je wel kan leren. Dit geeft rust.

Wat gaan we leren
Als de leerling aangeeft dat hij of zij het werk te moeilijk vindt, dan heeft dit stuk erkenning nodig. De leerling geeft namelijk blijk van oncomfortabele gevoelens: het ongemak van leren kan rotgevoelens opleveren. Dit vraagt in eerste instantie om erkening. Maar wel met een nuance verschil: het werk is nu nog te moeilijk. Je kunt het nog niet.

En dan volgt de vraag: hoe kun je dit gaan leren? Wat is er dan nodig? Laten we een mindmap maken wat er allemaal nodig is om dit te leren (en het liefst ook aangeven waarom je dit gaat leren, maar dat is stof voor een ander blog).

Paar algemene voorbeelden van items op de mindmap:

  • beheersen of herhalen van basiskennis (weet wat de benodigde basiskennis is of ga na wat moet worden opgefrist)
  • hiaten traceren
  • instructies
  • begeleiding – feedback
  • heel veel oefenen
  • hulpvragen
  • inzetten van hogere denkvaardigheden als analyse (verbanden leggen, patroon herkennen) en creativiteit (probleemoplossend vermogen)
  • oefening doen met een makkelijkere variant van de opdracht
  • concentratie
  • kijken naar een voorbeeld
  • inzet / doorzettingsvermogen
  • passende aanpak (structuur)
  • rotgevoelens van ‘leren’ herkennen en reguleren
  • faalangst reductie
  • executieve vaardigheden

Kijk met de leerling op welk onderdeel van de mindmap ‘leren’ je de komende periode gaat focussen, begeleiden en beoordelen. Als dat onderdeel goed gaat, dan ben je een stap dichter bij het doel om het moeilijke verrijkingswerk onder de knie te krijgen.

De cijferreeks
Dan toch nog even terug naar de vraag van de leerkracht: cijferreeksen. Dit is een specifieke vaardigheid om te leren. En wordt ook regelmatig gebruikt in assessments bij bijvoorbeeld sollicitaties.

Om dit te leren kun je in ieder geval deze paar tips op de mindmap plaatsen om cijferreeksen te leren:

  1. Cijferreeksen vragen basiskennis: zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Is de basiskennis op orde (en geautomatiseerd)?
  2. Patroon herkennen kost tijd: alleen door veel oefenen kun je automatisch patroon herkenning onder de knie krijgen. Hoogbegaafde leerlingen hebben hier wel aanleg voor: ze kunnen het misschien nóg niet, maar wel te leren.
  3. Oefen eerst makkelijke cijferreeksen. Bouw zelfvertrouwen op.
  4. Probeer niet alles uit het hoofd te doen (dit zijn hoogbegaafde leerlingen vaak gewend). Gebruik pen en papier, ga met boogjes aan de slag. Bedenk dus een goede aanpak.
  5. Top down kijken. Kijk eerst kort naar het geheel. Dus concentreer niet direct op de eerste twee getallen. Zie wat er in het geheel gebeurt: is er een toename, afname, kan er sprake zijn van vermenigvuldigen of delen. Daarna ga je pas naar de details kijken. Experimenteer met oplossingen. Dit hoort erbij. Vraag de leerlingen de verschillende pogingen te laten zien: complimenteer dit probleemoplossend gedrag.

Bestaat te moeilijk werk voor (hoog)begaafde sensitieve leerlingen? Deze vraag heeft één bestemming: een doodlopende weg. In eerste instantie stel ik dus de vraag: wat heb je nodig en wat kun je dan wél leren met behulp van het moeilijke werk?

Laatste vraag: heb jij meer inzichten gekregen om de lat niet te laag te leggen?

Meer weten?
Kom naar de gratis workshop ‘geschikt lesmateriaal’.
Of kijk naar de modules en opleiding om te specialiseren in meer- en hoogbegaafdheid.